Herkomst: Nepal tot Noord-India (Himalaya). De bol vormt ondergrondse uitlopers die wel een meter lang kunnen worden. Aan deze stolonen worden de nieuwe bolletjes gevormd, zo kunnen ze binnen korte tijd een hele kolonie vormen. Het brede, lancetvormig blad zit verspreid langs de krachtige bloemstengel. De bloemtros bestaat uit tot vier knikkende, trechtervormige, groengele bloemen met een purperrode binnenzijde. De kelkbladeren staan wijd uiteen en zijn aan de top sterk achterwaarts gebogen.